Wanneer wordt er geleerd en gewerkt? En wat betekent dat voor lessenroosters op school en het ritme van de beroepspraktijk in hybride leeromgevingen (HLO’s)?
Bij verschillende (Vlaamse) scholen leefde initieel de onderliggende overtuiging dat de leerlingen pas echt de praktijk in konden in hun latere jaren. Ze moesten namelijk eerst voldoende ‘geleerd’ hebben op school. Het onderliggende principe ‘eerst theorie en dan praktijk’ is diep ingesleten. Gaandeweg, in gesprek met de bedrijven, kwam hier beweging in. Leerkrachten/docenten en werkplekbegeleiders geraakten er sterk van overtuigd dat leerlingen/studenten sneller de praktijk in mogen, of zelf moeten. Dit kan dan uiteraard geleidelijk aan opgebouwd worden, vanaf de groep jonge tieners à 10-14 jaar (bv. HYLAS).
Ik zou alle beroepsopleidingen willen aanraden: benut de ruimte die er is. De wet- en regelgeving is ervoor bedoeld dat we goed opgeleide vakmensen afleveren. Hoe we dat doen, daar krijgen we meer vrijheid in dan we denken. Zoek dus de grenzen op, experimenteer, maak fouten en leer daarvan.
[leidinggevende school]
We hadden eigenlijk te veel de neiging om leerlingen pas laat de échte praktijk in te sturen. We wilden ze beschermen en veiligheid bieden, maar eigenlijk was dat niet nodig.
[leerkracht/docent]
Verschillende scholen zijn gestart met mini-/inleefstages; waarbij ze vanaf het 4e of 5e jaar met verzorgden/zorgkundigen (à 15-16-jarigen) het werkveld ingaan om voeling te krijgen met het beroep. Zo kunnen de leerlingen sneller aanvoelen of dit soort werk iets voor hen is. Bovendien gaven veel leerlingen aan dat ze de inhoudelijke materie relevanter vonden, doordat ze deze al in echte situaties mochten ervaren.
Het was wel even zoeken naar een relevante invulling voor nog ‘jonge/startende’ leerlingen/studenten op de werkvloer. De leerkrachten/docenten waren initieel bezorgd dat leerlingen/studenten in de weg zouden lopen. Maar de zorginstellingen kwamen met concrete voorstellen, zoals hen gericht inschakelen tijdens logistieke momenten. De leerlingen oefenden op specifieke communicatie-competenties: contact maken met de zorgvrager tijdens de koffie-toer, de eetmomenten, of het uitdelen van incontinentiemateriaal. Tegelijkertijd werden ze vertrouwder met het dagdagelijks reilen en zeilen in woonzorgcentra. Op basis van deze ervaringen werden de lessenroosters richting volgend schooljaar grondig herzien: sneller de praktijk in en langere blokken praktijk, afgewisseld met simulaties (op Kwartier Z) en terugkommomenten met diepgaande reflectie.
Het ritme van het werkproces is van belang bij het ontwerp. Dit sluit vaak niet goed aan bij hoe naar tijdsindeling gekeken wordt in het onderwijs: van maandag tot vrijdag binnen vaste uren en met vaste schoolvakanties. In de eerste plaats merkten we dat flexibiliteit in roosters maar ook lef nodig was, om te durven onderzoeken wat er mogelijk was en wat veranderbaar. Er bleek vaak meer mogelijk dan aanvankelijk gedacht, zowel wettelijk als planning van roosters. We ervaarden sterk dat het leerproces in HLO’s niet zo lineair georganiseerd kan worden als we gewoon waren. Zo werden bijvoorbeeld beroepsgerichte vakken meer geclusterd om meer mee te bewegen met de beroepspraktijk. Zo kon meer in projecten gewerkt worden en vakoverstijgend.
Onderwijsmensen zijn gewend te denken in roosters, vakken en boeken. Dat noem ik oud denken en dat moeten we loslaten. In een HLO vormen de student/leerling en de werkvloer het vertrekpunt en sluit het onderwijs daarbij aan.
[expert]
Onze studenten starten ook wel eens om 5 uur bij het bedrijf. Dat hoort bij het beroep. Ze moeten dit ook kunnen ervaren: Werkt dit voor mij?
[docent/leerkracht]
We zagen ook dat de tijdscultuur van bedrijven van belang is. Denk aan: deadlines, punctualiteit, gangbare piekbelastingen, doorlooptijden en shifts. Bij HLO’s moet er dan ook goed doorgesproken hoe hier mee omgegaan wordt en wat de verwachtingen zijn. Komen leerlingen/studenten bv. ook eens in weekends en op vakantiedagen werken? Vanuit school bekeken zijn er heel veel vrije dagen, maar bijvoorbeeld binnen de zorg niet. In het ontwerp moeten dit helder gemaakt worden met duidelijke afspraken.
Tijdens de gesprekken was het een expliciete ontwerpeis van de bedrijven om rond de werkhouding van studenten aan de slag te gaan. Daarom wordt gestart met een kennismaking op het bedrijventerrein. Studenten leren in tweetallen de verschillende bedrijven kennen tijdens een tour van 2 dagen waarbij ze langs de bedrijven gaan (3 bedrijven per dag).
Tijdens de eerste 8 weken wordt eerst sterk ingezet op werknemerschap. Denk aan: op tijd komen, aanmelden, zorg dragen voor werkkleding en -materiaal, de collega’s, gewoonten en manier van werken leren kennen, samen lunchen etc. Dit gaat ook over cultuur naar elkaar toebrengen en naar elkaar toegroeien. Pas na deze eerste weken wordt er effectief aan de slag gegaan rond de kwalificatiedossiers (eindtermen).
Op de werkplek is het vaak moeilijk om één kennisdeel of één losse vaardigheid uit te voeren zonder dat er aanpassingen aan gedaan worden. Daar kan de kracht van de school of simulatieomgeving liggen. Het vertragen of verdiepen van de dynamiek van de werkplek als realistische context waar kennis, vaardigheden en attitudes integraal aan bod komen. Bewust met de tijd spelen door gericht het werkproces stil te zetten, te vertragen, een deel uit te lichten. Dit ‘manipuleren’ van de tijd bleek heel waardevol (Zitter, 2021):
Ook in de simulatieomgevingen werd ingespeeld op tijd en tempo. Wie al verder is, kan een verdiepende casus krijgen. Wie meer oefening nodig heeft, kan andere modules doorlopen.
Ik heb er stress van dat ik niet echt kan oefenen en dat je dan hoort of je het goed doet.
[leerling/student]
Als we vragen naar ervaringen van de stage, komt daar vaak niet meer uit dan iets dat ze nog lastig vinden.
[leerkracht/docent]
Een globale aanbeveling in onze trajecten was om reflectie over opgedane werkplekervaringen meer te stimuleren. Gerichte en diepgaande reflectie is niet in tools of instrumenten te vatten. Al kunnen ze sterk ondersteunend zijn. We zagen dat net de timing van reflectie doorheen de HLO sterk bepalend was voor het effect en de kwaliteit van reflectie. Vaak kwam reflecteren beperkt aan bod na de werkplekervaring. Tijdens het ontwerp stelden we ons dus voortdurend de vraag naar de timing van reflectie:
Krachtig reflecteren liep als rode draad doorheen het project. Bij ‘Inspiratie’ reiken we tools en informatie aan die ons hielpen om deze vragen aan te gaan. Bij ‘Professionalisering’ gaan we in op wat dit van docenten/leerkrachten vraagt. Bij ‘Sociaal ontwerp’ gaan we in op zelfregulatie en de leerkuil als beeld bij het reflecteren. Bij het ‘Ruimtelijk ontwerp’ en ‘Temporeel ontwerp’ behandelen we de vraagstukken rond simulaties. Bij de ‘Tools’ zie je hoe we voor zorg aan de slag zijn gegaan rond krachtige en diepgaande reflectie.